PO kansengelijkheid

Hoe stuur je op kansengelijkheid in het po en go?

Komt kansenongelijkheid voor in jouw organisatie? Met deze indringende vraag trapt het Adviescollege voor po en so af. Margéke Hoogenkamp, bestuurder van de CED-Groep, neemt de deelnemende bestuurders mee in de laatste wetenschappelijke inzichten. Hoe kun je sturen op dit belangrijke onderwerp? Het Adviescollege verdiept zich in de theorie en de praktijk van kansen. Een mooi gesprek vol gezamenlijke zorgen, inspirerende initiatieven en hoopvolle conclusies.

Kansengelijkheid in het onderwijs: wat speelt er?

Het kabinet heeft kansengelijkheid als speerpunt toegevoegd. Alle bestuurders ondernemen dan ook actie om kansenongelijkheid tegen te gaan. Wat speelt er zoal? ‘Wij kwamen erachter dat we ons zo hadden gericht op hoog- en meerbegaafdheid, dat we meer aandacht moeten besteden aan de leerlingen die meer praktisch zijn aangelegd,’ zegt Robert Venema, bestuurder bij Stichting Bravoo. Jan-Kees Meindersma, aanwezig namens Stromenland, vertelt: ‘Wij zien grote verschillen tussen scholen in de wijken en de advisering naar het vo kan veel beter. Ik ben wel trots op onze brede school. Na corona konden onze leerlingen zo naar onze zomerschool.‘ Bij Ingrid van Doesburg (Onderwijsgroep Edumare) is een taalacademie opgestart. ‘Verder werken we met leerkringen aan diversiteit en inclusie, zetten we in op vve en hebben we aandacht voor leerkrachthandelen.’

Verrassende onderzoeksresultaten
Margéke neemt het Adviescollege mee in de laatste cijfers over kansengelijkheid.

  • De ongelijkheid is tweemaal zo groot als in 2009, maar loopt niet verder op.
  • Leerlingen met ouders met maximaal een mbo 2-diploma kregen de afgelopen 8 jaar steeds lagere adviezen.
  • In 2020 zijn de verschillen nog groot, maar maakt het niet meer uit of kinderen een migratieachtergrond hebben.
  • Jongens krijgen beduidend lagere adviezen dan meisjes.
  • Bij kinderen met ouders die het meest verdienen komt onderadvisering bijna niet voor.
  • De meeste onderadvisering komt voor bij kinderen van anderhalfverdieners op het niveau van bijvoorbeeld monteurs en thuiszorgmedewerkers. Dit is 14%.
  • Er is meer onderadvisering buiten de randstad. Op het platteland krijgt 1 op de 3 kinderen een lager advies.
Percentage onderadvies

Bron: Erasmus School of Economics (2021)

‘Bij kinderen van anderhalfverdieners op het niveau van bijvoorbeeld monteurs en thuiszorgmedewerkers komt de meeste onderadvisering voor. Dit is 14%.’

Margéke Hoogenkamp, bestuurder CED-Groep

Schooladvisering: hoe hoog ga je?

Keer op keer komt de overgang van het po naar het vo op tafel. Hier is dan ook nog een wereld te winnen. ‘Ouders van een leerling die wij geschikt vonden voor het havo, vonden dat mavo voldoende was. “Anders is het toch veel te ingewikkeld”. Leerkrachten gaan daar dan in mee,’ zegt Jan-Kees. ‘Ook adviseren leerkrachten te vaak op basis van aannames. Schooldirecteuren kunnen echt het verschil maken als ze zorgen voor onderbouwde, kansrijke adviezen. Het is een moeilijke afweging en er is angst voor afstroom. Ik zeg dan: kunnen we niet beter bang zijn voor te weinig opstroom?’ Pim Spijker, bestuurder van Fluvium, vult aan: ‘Herkenbaar, maar ik wil het ook nuanceren. Wat is uiteindelijk goed voor het kind? Hier moeten we wel naar blijven kijken.’ Goed adviseren is een uitdaging. 'Daarom heeft een van onze leerkringen een adviesroute ontwikkeld,’ vertelt Ingrid. ‘Deze adviesroute geeft richtlijnen hoe je tot een goed advies komt.’

Drie bewezen indicatoren om kansenongelijkheid te beïnvloeden

Uiteindelijk is de definitie voor kansengelijkheid in het onderwijs: het beginsel dat iedereen met dezelfde talenten evenveel kans zou moeten kunnen maken op de ontwikkeling hiervan, onafhankelijk van sekse en maatschappelijke status.

Voor scholen betekent dit dat iedere leerling zich ten volle moet kunnen ontplooien, ongeacht de achtergrond, het opleidingsniveau van ouders of de beschikbare financiële middelen. Hoe oefen je daar invloed op uit? ‘Het schooladvies is één van de belangrijkste indicatoren,’ licht Margéke toe. ‘Het is ook nog eens meetbaar en tastbaar en daardoor beter te beïnvloeden. Een tweede essentiële indicator is hoge verwachtingen. Het is wetenschappelijk bewezen dat kinderen beter presteren als de leraar expliciet veel verwacht. Dat is al een stuk lastiger.’ De laatste indicator die besproken wordt is het onderwijsaanbod. ‘Dit raakt meteen ook weer aan de verwachtingen. In ieder geval is een gefocust curriculum noodzakelijk. Soms is het aanbod op een school zo rijk, dat de basisvaardigheden erbij inschieten. Dan doe je kinderen tekort. Je kunt wel denken aan buitenschoolse extracurriculaire activiteiten. Kansengelijkheid gaat dus echt verder dan het beste uit kinderen willen halen.’

✓ schooladvies
✓ hoge verwachtingen van leraren
✓ onderwijsaanbod

Samenwerken

Iedereen is het erover eens: dit complexe dossier ligt niet op één bord. ‘Wij zoeken de verbinding met scholen en schoolbesturen, maar ook met wijkteams, jeugdzorg, de ggd en gemeenten om er samen voor te zorgen dat we voor kinderen een breed palet kunnen ontwikkelen,’ zegt Pim. ‘In de coronatijd hebben we een samenwerking opgezet tussen de kinderopvang, onderwijs en gemeenten om de kinderen in beeld te houden. Die kerngroep houden we in stand.’ Hanke Geurts, manager gespecialiseerd onderwijs bij de CED-Groep, vult aan. ‘Dan is er nog de samenwerking met het vo. We merken dat scholen met een hoge schoolweging hun leerlingen met de meest prachtige scores toch niet geplaatst krijgen op het vo.’ Dit is herkenbaar voor de bestuurders en hier is nog belangrijk werk te doen. Jan-Kees: ‘De data van po en vo zijn niet met elkaar te vergelijken, omdat er een andere manier van toetsen is. Dit maakt samenwerken ook lastiger.’

‘We zoeken de verbinding, om er samen voor te zorgen dat we voor kinderen een breed palet kunnen ontwikkelen.’

Pim Spijker, bestuurder Fluvium

Wat kan het onderwijs zelf doen?


Gelukkig kan het onderwijs zelf ook veel betekenen. Hoge, onderbouwde verwachtingen en een passend curriculum zijn van groot belang. Nauwe monitoring in de voor- en vroegschoolse educatie en de kwaliteit van leraren dragen ook enorm bij. De CED-Groep zet zich al decennia in voor kansengelijkheid met bewezen oplossingen als opbrengstgericht werken, leerwinstberekeningen en sinds kort ook met GOUD onderwijs. Verder is er een breed assortiment aan trainingen beschikbaar voor het vergroten van het vakmanschap van leraren en medewerkers van vve-voorzieningen. ‘Scholen of besturen vragen ons om ondersteuning, maar opmerkelijk genoeg nog weinig op het overkoepelende thema kansenongelijkheid,’ besluit Carla van Doornen, unitmanager van de unit primair onderwijs. ‘Toch is dit waar we ons dagelijks voor inzetten en veel ervaring mee hebben. We kunnen hier dus ook evidence based begeleiding op bieden.’

Carla van Doornen 3 1

Gelijke kansen in het po: waar loop je tegenaan?

Spar met Carla van Doornen

Hanke Geurts 2

Gelijke kansen in het go: waar loop je tegenaan?

Spar met Hanke Geurts

x